Zaterdagavond. Mijn lief en ik gaan naar de cinema om de nieuwe Vlaamse prent “Frits en Freddy” te gaan zien. Verdekke, nergens plaats. De parking van de cinema staat bomvol. Wat is er hier te doen, zeg!?
We besluiten aan te sluiten bij de rij auto’s die in het gras aan de zijkant geparkeerd staat.
2 Tickets voor zaal 1, twee seats, naar gewoonte de 2 uiterst linkse stoelen zo ongeveer in het 4de kwart bovenaan in de zaal. Het doek gaat op. Nuja. Eerst reklam en dan de film.
De film is een aanrader. Wie hem nog niet gezien heeft: doén. Je zal er geen spijt van krijgen, tenzij je een triestige plant bent met een chronisch gebrek aan gevoel voor humor of een ernstige allergie voor Vlaamse acteurs.
Tom ‘protput’ Van Dijck en Peter ‘den helft van Stany Crets’ Van den Begin vertolken hun typetjes met groot gemak, zo lijkt het. Ze zitten comfortabel in hun rol als bijbelverkopers-met-een-marginaal-kantje, het is ze op het lijf geschreven. Er valt geen enkel saai of stil moment, het gaat vooruit en de volle 90 minuten hangen we met z’n allen aan het filmdoek gekluisterd. De verhaallijn is eenvoudig doch wordt door de puike acteerprestaties tot een hoger niveau getild.
Enfin, ik denk dat ge’t wel doorhebt dat we’t een goeie film vonden, zekerst? ’t Is hier precies een filmrecensie, seg.
Na de film beslissen we om, ter afsluiting van de avond, niet daar in het cafetaria, maar elders een goeie trappist te gaan drinken. Een slaapmuts.
In de auto gestapt willen we achterwaarts de parking oprijden, doch er hapert iets. De ganse auto hapert. Hoe meer pogingen we ondernemen om de auto een centimetertje achteruit te krijgen, hoe dieper de voorwielen putten graven. Het is duidelijk, we zitten een beetje heel erg diep vast in de mulle moddergrond die nochtans bij het parkeren gewoon een droge grasstrook leek. De voorwieltractie graaft ons zo diep dat het chassis gelijk evenredig komt met de grond.
Ziet ons hier nu staan, Frits en Freddy.
Op de parking tellen we de auto’s met een trekhaak en hopen dat er een van de eigenaars zo sympathiek is om ons een duwtje in de rug (nuja) te geven. Geen kat op de parking, alleman zit binnen, trappist te drinken, wellicht.
Een idee later sta ik terug binnen in het onthaal van de cinema en vraag ik er een gast die daar werkt of hij ons misschien indien mogelijk zou kunnen helpen eventueel. Met een schuin oog zie ik nog net Raymond van het Groenewoud aan de toog hangen. Wisten we ook ineens waarom heel die parking propvol stond. Awoert Raymond!
Anyway, om een te lang uitgevallen verhaal alsnog in te korten: uiteindelijk trekt 1 van Raymond’s techniekers ons met zijn camionet uit de put en rijden we met brokken modder en al ’t stad in voor onze welverdiende trappist.
Kon dat volstaan als afronding? ’t Zal moeten want ik heb geen goesting meer om te zitten broeien op de juiste woorden en zinsconstructie om een deftige einde te formuleren.
Of wacht: en we leefden nog lang en gelukkig.