Voor de echte Aalstenaars is het aftellen naar carnaval al goed begonnen.
Nog een kleine maand en Aalst stad staat weer een aantal dagen compleet op z’n kop.
Voor wie niet van Aalst is, en vooral voor wie heel ver van Aalst woont, is carnaval niets meer dan een dwaze bedoening; een hoop verklede zotten die zich arm in arm roepend en zingend voortbewegen en van ’s avonds laat tot ’s morgensvroeg alle café’s afdweilen om er zich een stuk in hun kloten te zuipen lazerus te drinken.
Zo’n beelden zie je inderdaad ieder jaar, er lopen echt wel varkens tussen die 1 keer per jaar een paar dagen helemaal loos gaan, die alle stress compleet van zich afhijsen, waarbij bij elke pint weer een waarde en een norm door ’t keelgat gaat. Vooral op den dag van de voil janetten, dan is’t schoonste er echt wel af. Geen schoon zicht misschien, maar ’t is uniek en speciaal en ’t hoort er bij.
Enfin, je moet “van hier” zijn om dat te snappen.
Een carnavalist in hart en nieren ben ik niet maar ik heb er toch heel veel jaren tussengelopen. In mijne jongen tijd trokken we ieder jaar met een bende kameraden naar ’t stad, verkleed in de meest onnozele outfits, geladen met een aftandse kinderkoets uit de kringloopwinkel, die we, om budgettaire redenen, vol blikjes Jupiler en een paar cola’s propten.
Meestal gingen we 2 dagen na mekaar. Dat was thuiskomen op de ochtend, slapen tot een beschamend stuk in de achternoen, met een joekel van een kater wakker worden, wat eten, als het ging, weer samenkomen in de valavond, ons vuile verkleedkleren aan en weer weg, tot ’s anderendaags ’s morgens.
Gezond was dat niet, maar ’t was wel altijd waanzinnig plezant.
Nu is die microbe allang uit mijn lijf, wat een klein beetje verraardt en bewijst dat ik geen echte ajuin ben.
Wel ga ik ieder jaar naar de stoet: dé grote parade waaraan een groep of 60 deelneemt: die-hards die een heel jaar lang zwoegend en zwetend aan hun praalwagens hebben gewerkt. Op zondag, 22 februari e.k. , kunnen ze, na al dat hard labeur, eindelijk hun torenhoge gevaartes met al hun pracht door de straten van Aalst laveren en het grote publiek laten genieten van hun ludieke inventiviteit en creativiteit. Ik heb intussen geloof ik al zo’n stuk of 25 stoeten zien passeren, en elke keer weer geniet ik van de pracht en praal en sta ik versteld van wat ik zie.
Je weet, februari kan al eens venijnig koud of zabberig regenachtig zijn. Wie dan in zo’n gure weersomstandigheden uren op de stoep staat om alle groepen te zien passeren, die zie ziet af, ik zeg het je. Per toeval heb ik de chance dat ik een nonkel en een tante heb die midden in ’t stad wonen, pal in een straat waar de hele stoet passeert. Terwijl de massa de kou van zich afbibbert gaan smurf en ik daar dan op tijd onze tenen warmen aan de hete stoof, terwijl we de stoet van door het grote raam van de voorkamer kunnen volgen, zjatteke koffie in de ene hand en een pateeke in de andere.
Maar ik moet niet meer wachten tot februari, want hier thuis is de carnavalsfeer al een paar maanden goed te snuiven. Niet hier bij mij binnen, ‘k ben niet zot, maar rechtover mij, aan de overkant van ’t straat. Mijn overbuur is een echte carnavalist, lid van een “grote groep”, handige harry en wagenbricoleur die dag en nacht in de weer is met het ombouwen en perfectioneren van hun “pompier”.
Nu, op dit eigenste moment zit die gast van hier rechtover dus aan hun pompier te werken, en meer bepaald aan de boxen die erin geïnstalleerd zijn. Hoeveel decibels die blaffers en woofers precies produceren weet ik niet, maar ik kan u verzekeren dat uw toupet van uwe kop zou vliegen mocht ge met uw hoofd naast die boxen staan. Mocht u drager zijn van een haarstukje, dan.
Serieus blazen doet dat, vooral als hij ’t kot eens helemaal opendraait. Die versterkers en boxen moeten natuurlijk zoveel mogelijk power hebben want er zijn tientallen carnavalgroepen met een eigen pompier en bijhorende muziekinstallatie, en die willen zich allemaal even luid laten horen, aja.
Als hij niet met het geluid bezig is, dan is’t wel aan de lichtinstallatie. Die knalrode toeterwagen mag zich houder noemen van honderden lampen, in alle kleuren die ge maar kunt denken. Pas op, dat zijn geen sfeerlichtjes hé, er zijn zo echt van die joekels van schijnwerpers bij. Prachtig om te zien, dat wel, maar als die lichten recht in het raam van uwe living schijnen terwijl ge naar TV kijkt…na een uur begint dat toch een beetje te storen (ja, ik heb gordijnen, en ja, ik trek die toe, en ja, dan nog schijnen die lampen erdoor, ge moet nie vragen), maar toch, ‘k moet toegeven; ik vind het eigenlijk best prettig om zo rechtover mijn deur op tijd en stond een voorproefje te krijgen van de kleurrijke dolle dagen die vanaf 22 februari staan te gebeuren.
Goh, hoort ge’t niet tot ginder? Niet te doen. De carnavalsmuziek schalt hier met een oorverdovende luidte door de straat…knallen jong, goh.
Cool, ’t is hier feest, maar ge ziet geen kat. Ja, dat heeft iets. ’t Is iets…hm…tja…euhm…nee, ge moet van hier zijn om dat te snappen.
Carnaval Aalst – 22 – 24 februari 2009